Waarom 'θεός' en 'deus' té veel op elkaar lijken
En waarom ons woord 'pad' eigenlijk 'vad' had moeten zijn
Het Griekse woord voor ‘god’ is θεός (theós). Te herkennen in het Nederlandse theologie, atheïst, Theodoor (‘godsgeschenk’) en Dorothea (idem maar dan andersom).
Het Latijnse woord voor ‘god’ is deus. Dat is de voorloper van onder andere het Franse dieu en het Spaanse dios. In het Nederlands gebruiken we deus volgens mij alleen in uitdrukkingen als deo volente en deus ex machina.
De woorden θεός en deus lijken erg op elkaar en betekenen bovendien precies hetzelfde. Het Grieks en het Latijn komen allebei voort uit het Proto-Indo-Europees, dus reden genoeg om aan te nemen dat θεός en deus aan elkaar verwant zijn – dat ze uiteindelijk van hetzelfde oerwoord afstammen.
In de begindagen van de vergelijkende taalwetenschap was dat ook een gangbare gedachte. De Franse indoloog Gaston-Laurent Coeurdoux (1691–1779) zag de correspondentie tussen θεός en deus zelfs als belangrijk bewijsstuk voor het bestaan van een Proto-Indo-Europese moedertaal.
Hoewel hij gelijk had over die gemeenschappelijke moedertaal, klopt dit bewijsstuk niet. Het Griekse θεός en het Latijnse deus zijn absoluut niet aan elkaar verwant. En om daarachter te komen hoef je eigenlijk alleen naar de eerste letter te kijken.
Vergelijkende taalwetenschap werkt namelijk pas als je structurele correspondenties kunt aantonen. En in dit geval is de structurele correspondentie helder: als een woord in het Grieks met een θ (th) begint, dan begint het verwante woord in het Latijn met een f. Daar zijn talloze voorbeelden van, hier volgen er drie.
θύρα (thúra, ‘deur’) ~ forēs (‘deur’)
θῆλυς (thêlus, ‘vrouwelijk’) ~ fēmina (‘vrouw’)
θυμός (thumos, ‘gemoed’) ~ fūmus (‘rook’)
Met andere woorden: θεός lijkt té veel op deus om er ook daadwerkelijk aan verwant te zijn. Áls θεός een verwant in het Latijn zou hebben, dan moet-ie met een f beginnen. En inderdaad: verwant aan θεός is fēstus, waaraan wij ons feest hebben ontleend.
Een soortgelijk geval is het Nederlandse pad. Dat lijkt qua vorm en betekenis verdacht veel op het Griekse πάτος (pátos, ‘pad’). Ook het Nederlands stamt uiteindelijk af van het Proto-Indo-Europees, dus wederom reden genoeg om aan te nemen dat deze twee woorden verwant zijn.
En in dit geval klopt dat ook, maar nu ondánks hun gelijkenis. Normaliter staat een Griekse p namelijk tegenover een Nederlandse v. Dit omdat een Proto-Indo-Europese *p in het Proto-Germaans Grimm’s Law ondergaat, waarbij die p in een f verandert. In het Nederlands wordt die f vervolgens een v. Als verwant van πάτος zou je in het Nederlands dus iets als vad verwachten. Zoals het Griekse πατήρ (patér) tegenover het Nederlandse vader staat.
Dat ons woord niet vad maar pad is, duidt erop dat dit woord pas later het Proto-Germaans is binnengekomen, toen Grimm’s Law al niet meer actief was. Waarschijnlijk is pad ontleend aan een Iraanse (!) taal die gedurende enige tijd in Oost-Europa gesproken werd. Omdat de Iraanse talen net zo goed van het Proto-Indo-Europees afstammen, is pad via die weg toch nog verwant aan het Griekse πάτος.
Aron Groot
Yoïn van Spijk heeft een mooie graphic over de θεός-deus-kwestie.
Danny Bate schreef over de geschiedenis van path.
Bovenstaande twee heren maakten deze zomer trouwens ook een geweldige podcastaflevering over het Proto-Germaans.
Ik zou het erg leuk vinden als je je abonneert. Ben je dat al? Dan zou ik het erg leuk vinden als je ‘Gevleugelde woorden’ deelt met potentiële geïnteresseerden.
Ik weet niet hoe taalwetenschap werkt hè, maar is het enige bewijs tegen de verwantschap de afwezigheid van bewijs vóór verwantschap?
Dus Zeus en Deus zijn inderdaad aan elkaar verwant, ondanks dat Deus dus niet direct van Zeus is afgeleid! (Via de link naar Van Spijk)