Persoonlijke anekdote: als ik een meisje was geweest, dan had ik Nora geheten. Die a op het einde is typisch vrouwelijk. In de top tien meisjesnamen van 2023 eindigen er zes op een a. Je kunt met die a zelfs actief vrouwelijk klinkende woorden maken: pornografie gemaakt voor vrouwen heet porna.
Dit mechanisme lijkt ontleend te zijn aan de Romaanse talen. In het Spaans bijvoorbeeld is een vrouwelijke kok een cocinera, terwijl een mannelijke kok een cocinero is. Die mannelijke o gaat terug op de Latijnse uitgang -us. De a gaat terug op de Latijnse uitgang -a.
Dit mannelijke -us tegenover het vrouwelijke -a kennen we natuurlijk weer uit Latijnse woorden in het Nederlands. Een man in de Tweede Kamer is een politicus, een vrouw een politica.
Maar de a als vrouwelijke letter vinden we niet alleen in het Latijn en zijn Romaanse dochtertalen. In het Oudgrieks zijn woorden die op een alfa eindigen ook vaak vrouwelijk. In het Attisch, het dialect van Athene dat je op het gymnasium leert, verandert deze lange alfa in een èta. Zo eindigt het vrouwelijke woord νίκη (nikè), dat ‘overwinning’ betekent (vandaar het sportmerk), in het Attisch op een èta. Maar in het Dorisch, het dialect van Sparta, eindigt dit woord nog op een alfa: νίκα (nika).
Al deze vrouwelijke a’s gaan terug op het Proto-Indo-Europese achtervoegsel -eh₂ dat gebruikt werd om vrouwelijke woorden te creëren. Die h₂ is een laryngaal, een keelklank die in vrijwel alle dochtertalen is verdwenen. Maar dat verdwijnen had zowel in het Latijn als het Grieks een side-effect: die voorafgaande e veranderde in een lange a.
Er is dus niets inherent vrouwelijks aan de a – het is simpelweg de Griekse en Latijnse uitkomst van de Proto-Indo-Europese klankcombinatie eh₂. In andere Indo-Europese dochtertalen heeft die klankcombinatie dan ook een heel andere uitkomst. Het Proto-Germaans, de voorloper van onder andere het Nederlands, maakt van het Proto-Indo-Europese eh₂ bijvoorbeeld ō.
Interessant is trouwens dat het vroegste stadium van het Proto-Indo-Europees waarschijnlijk geen vrouwelijk woordgeslacht had. Ook geen mannelijk trouwens, er waren alleen de twee categorieën animate en inanimate voor respectievelijk bezielde en onbezielde woorden. (Bezield: kind. Onbezield: steen.)
Die situatie vinden we terug in het Hettitisch, de belangrijkste Anatolische taal, ooit gesproken in wat nu Turkije is. De Anatolische tak splitste zich ergens in het vierde millennium (!) voor Christus als eerste af van het Proto-Indo-Europees.
Het idee is dus dat het Proto-Indo-Europees na die Anatolische afsplitsing verder geëvolueerd is, een vrouwelijk woordgeslacht heeft ontwikkeld, en zich daarna pas heeft opgesplitst in de overige dochtertalen (Latijn, Grieks, Proto-Germaans, Keltisch, Sanskriet, enz.). Die hebben immers wél allemaal een vrouwelijk woordgeslacht. Jona Lendering schreef vorige zomer een leuk en inzichtelijk stukje over de methodologie die bij dit vraagstuk komt kijken.
Aron Groot
Er valt altijd wat te leren, ik dank u weer daarvoor.
In de Afro-Asiatische talen (naast Semitisch ook Egyptisch en Berbers) kennen ze de vrouwelijke suffix -t (en als prefix t- in het Berbers). Via -at is dit in het Arabisch en Hebreeuws -ah en soms zelfs -a geworden. Een grappig toeval.
Maar het wordt nog toevalliger; de Semitische -t wordt in bepaalde gevallen ook gebruikt om abstracte concepten uit te drukken. En wat blijkt? Het Indo-Europees kende waarschijnlijk ook een vrouwelijk -tis einde, dat werd gebruikt om abstracte concepten uit te drukken, vooral op basis van werkwoorden. Via Oergermaans -þiz en Westgermaans -þi werd dit ook een '-t', zoals in 'list' en 'gift', en een -d in 'arbeid' en 'daad', waarbij je bij 'gift' en 'daad' nog de bronnen 'geven' en 'doen' kunt zien (op 'arbeid' na zijn dit ook nog steeds vrouwelijke woorden). Zie ook -tio in het Latijn, en -ć in bijvoorbeeld het Pools.
Ik denk wel dat dit nog steeds allemaal toeval is; Indo-Europees drukt vrouwelijke woorden ook uit middels vrouwelijke achtervoegsels (wij kennen nog steeds -ing en -heid). Ook zie ik niet hoe de Indo-Europese steppe-volkeren al voor 3000 BCE contact heeft kunnen hebben met de Afro-Aziatische talen (of later de Semitische). Maar het is is wel interessant.