Het Griekse pantheon heeft op mij altijd een ordelijke indruk gemaakt. Twaalf Olympiërs, ieder met een eigen functie. Toch is het in feite een multiculturele mengelmoes.
Dat wordt duidelijk als je naar hun namen kijkt. Ik schreef al eens dat de naam van de Griekse hemel- en oppergod Zeus (Ζεύς) verwant is aan de naam van de Romeinse oppergod Jupiter. Ook bij de oude Indiërs vinden we een hemelgod met een verwante naam: Dyáuṣpitṛ́.
Met andere woorden: de hemelgod Zeus is terug te voeren op een Proto-Indo-Europese hemelgod. Toen de Grieken zich van de Proto-Indo-Europeanen afsplitsten en zich in Griekenland vestigden, hebben ze deze hemelgod met zich meegebracht.
Maar Zeus’ broer Poseidon (Ποσειδῶν), de god van de zee, heeft een veel minder transparante naam. Vergelijkingen met godennamen uit andere Indo-Europese talen leveren weinig tot niets op. Daarom gaat men ervan uit dat Poseidon het resultaat is van culturele uitwisseling tussen de immigrerende Grieken en de oorspronkelijke, niet-Indo-Europese bewoners van Griekenland. Zie ook mijn stukje over de narcis en de hyacint, nog twee woorden die de Grieken van deze oorspronkelijke bewoners hebben overgenomen.
Hoewel deze inheemse taal nooit op schrift is gesteld en we haar daarom alleen kennen ‘via’ Griekse leenwoorden, doen taalkundigen verwoede pogingen haar te ontcijferen. Zo zou de naam Poseidon het inheemse element -da- (-δα-) bevatten. Dat is beter te zien in de oudere, Homerische versie van zijn naam: Poseidaōn (Ποσειδάων).
Dit inheemse element da (δα) is ook terug te vinden in de naam van de godin van de landbouw: Demeter (Δημήτηρ). In het Dorische dialect: Damater (Δαμάτηρ). Op basis van deze correspondentie durven sommige taalkundigen zelfs te stellen dat da (δα) het inheemse woord voor ‘aarde’ was. Poseidon was naast god van de zee namelijk de god van aardbevingen.
Weer andere Olympiërs zijn noch inheems, noch door de Grieken meegebracht. Afrodite, de godin van de liefde, duikt bijvoorbeeld pas relatief laat op in het Griekse pantheon. In de zogeheten Lineair B-tabletten, het oudste Grieks dat we kennen (±1400 v. Chr.), komt ze geen enkele keer ter sprake.
Latere Grieken als Herodotus (±450 v. Chr.) meenden dat Afrodite op een gegeven moment geïmporteerd was uit het Midden-Oosten. En inderdaad: er zijn bijzonder veel overeenkomsten tussen de cultus van Αφροδίτη (Aphroditē) en die van de vele malen oudere, semitische liefdesgodin Ištar – of in haar Fenicische nevenvorm: Astarte.
Een taalkundig verband tussen Aphroditē en Astarte is dan al snel gelegd. Maar deze aangenomen ontlening levert ook weerstand op. Want hoe kan bijvoorbeeld de Fenicische s in het Grieks een ph zijn geworden? Zoals wel vaker is de taalkundige consensus flinterdun – als-ie al bestaat.
Aron Groot
Dank voor het lezen! Overweeg eens één of meer van de drie onderstaande knoppen :)