De Nederlandse maand augustus is overduidelijk een leenwoord uit het Latijn. Net als bij ons was augustus bij de Romeinen de achtste maand van het jaar, vernoemd naar keizer Augustus.
Een minder duidelijk leenwoord uit het Latijn is het Nederlandse oogst. Toch is ook dat ontleend aan het Latijnse augustus. In de maand augustus werd er immers geoogst. Vergelijk ook het Nederlandse herfst tegenover het Engelse harvest.
Maar hoe is het mogelijk dat twee Nederlandse woorden, augustus en oogst, aan hetzelfde Latijnse woord ontleend zijn en er toch zo verschillend uitzien?
Dat heeft te maken met het tijdstip wanneer en de manier waarop zo’n woord ontleend wordt. Onze maand augustus is wat in de taalkunde een ‘learned borrowing’ genoemd wordt. De mensen die erover gingen kenden het Latijnse woord augustus en besloten dat de Nederlandse maand ook zo moest heten.
Bijna al onze Latijnse leenwoorden vallen in deze categorie. Laboratorium, museum, virus, stimulus, consensus, campus… allemaal pas na de middeleeuwen ontleend aan het Latijn, vaak in de eerste plaats in geschreven taal.
Het woord oogst is daarentegen het resultaat van een véél eerdere ontlening, ergens in de eerste paar eeuwen na Christus. Destijds werd augustus niet ontleend door geleerde schrijvers, maar door de gewone man op straat. Het leenwoord werd behandeld als elk ander woord en onderging de gebruikelijke taalveranderingen. Zo werd de Latijnse au in het (Oud-)Nederlands een oo.
Er zijn in die eerste eeuwen na Christus meer woorden aan het Latijn ontleend. Mijn favoriet is het woord bisschop. Dat is ontleend aan het Latijnse episcopus, dat op zijn beurt weer ontleend is aan het Griekse ἐπίσκοπος (episkopos, ‘toezichthouder’). Het skopos-gedeelte betekent letterlijk ‘kijker’ en vind je ook terug in learned borrowings als microscoop, telescoop en stethoscoop.
Maar episcopus werd in zo’n vroeg stadium (en bovendien in spreektaal) ontleend dat het de typisch Nederlandse klankverandering sk > sch nog kon ondergaan. Vergelijk het Proto-Germaanse *skēpa- dat in het Nederlands schaap werd. Maar in het Fries: biskop en skiep.
Bij dit soort vroege, niet-geleerde ontleningen gebeurt er bovendien iets leuks met de klemtoon. In het Latijn lag de klemtoon op de voorlaatste lettergreep (mits die ‘zwaar’ was), zoals in augústus. Maar in de Germaanse talen lag de klemtoon altijd op de eerste lettergreep – en deze Latijnse leenwoorden werden als gezegd egalitair behandeld.
Het gevolg van een nieuwe klemtoon op de eerste lettergreep is dat de daaropvolgende lettergrepen makkelijker afslijten. Geen uitzondering voor de lettergreep die in het Latijn de klemtoon droeg. Zo kon augustus dus oogst worden.
Aron Groot
Dank voor dit, weer mooie, stuk. Weet u hoe de maand augustusheette voordat deze werd vernoemd naar keizer Augustus?
Veel Nederlandse en Vlaamse taalkundigen zijn trouwens nederlandstalig. Deze taalkundige heeft de Engelse term wel moeten opzoeken - ik blijk het te kennen als een "geleerde ontlening". Het is wel uitkijken want voor je het weet wordt 'learned borrowing' met allerlei andere anglicismen zelf een geleerde ontlening ...