Iedereen krijgt op een gegeven moment te maken met de dood. Zo ook onze taalkundige voorouders, de sprekers van het Proto-Indo-Europees. Hun woord voor ‘sterven’ kan zelfs gereconstrueerd worden: dat moet iets als *mer- zijn geweest.
Die lettercombinatie duikt namelijk in verschillende Indo-Europese dochtertalen op. Zo heb je het Latijnse werkwoord morior (‘sterven’) en het bijbehorende zelfstandig naamwoord mors (‘dood’).
Interessant is trouwens dat het Latijnse mors in het Frans vervolgens mort wordt. Die -t aan het einde gaat terug op de accusativus: mortem. De nominativus is de standaardnaamval in onze woordenboeken, maar als een naamvalsysteem afbrokkelt, zoals in het Frans gebeurt, dan is het vaak de accusativus die overleeft.
Ook in het Oudgrieks kom je *mer- tegen. Daar verandert de m in een b om de overgang naar de r wat soepeler te laten verlopen. Dan krijg je dus βροτός (brotós), het gebruikelijke Griekse woord voor ‘sterveling’. Daartegenover staan natuurlijk de onsterfelijke goden, die boven op de Olympus een soort levenselixer tot zich nemen dat ἀμβροσία (ambrosía) heet – letterlijk: ‘onsterfelijkheid’. Mijn eerste stukje hier ging over die ontkennende a- aan het begin.
In de Germaanse talen komt *mer- ook veelvuldig voor, al is de betekenis enigszins verschoven. Engels: murder, Nederlands: moord, Duits: Mord, IJslands: morð.
Een alternatieve uitkomst vinden we in het Hettitisch, de Indo-Europese taal die in het tweede millennium vóór Christus gesproken werd in wat nu Turkije is. En gelukkig niet alleen gesproken, maar ook geschreven – in spijkerschrift op kleitabletten. In dat Hettitische spijkerschrift lezen we 𒈨𒅕𒍣 (me-er-zi), duidelijk afkomstig van het Proto-Indo-Europese *mer-.
Tot zover niets aan de hand. Maar dan de vertaling: het werkwoord me-er-zi betekent ‘hij/zij verdwijnt’. Geen duidelijke associatie met de dood. Hoe kan dat?
De betekenisontwikkeling ‘sterven’ —> ‘verdwijnen’ is veel minder logisch dan het tegenovergestelde ‘verdwijnen’ —> ‘sterven’. Vergelijk het Nederlandse ‘heengaan’ als eufemisme voor ‘sterven’.
Daarom bestaat het idee dat het Hettitisch de oorspronkelijke betekenis van dit werkwoord handhaaft. In dat geval zouden de overige Indo-Europese dochtertalen (Grieks, Latijn, Proto-Germaans, enz.) de eufemistische ontwikkeling ‘verdwijnen’ —> ‘sterven’ gezamenlijk hebben doorgemaakt.
Dit scenario is één van de argumenten in het voordeel van de zogeheten Indo-Anatolische hypothese. Die stelt dat de Anatolische tak, waartoe het Hettitisch het behoort, als eerste van de oertaal is afgesplitst. Daarna hebben er in het Proto-Indo-Europees nog allerlei ontwikkelingen plaatsgevonden – waaronder dus de betekenis van *mer- die van ‘verdwijnen’ verandert in ‘sterven’. En pas daarna zijn de overige dochtertalen opgesplitst.
Verder lezen over de Indo-Anatolische hypothese? Dan raad ik dit artikel van Alwin Kloekhorst en Tijmen Pronk aan. Inclusief mooie opsomming van de argumenten voor.
Aron Groot
Vond je dit leuk? Subscriben, sharen en steunen kan via de knoppen hieronder. Met alle drie doe je mij enorm veel plezier – dankjewel!
Wanneer gaat Lange Frans zingen over Hettieten
Wat is etymologie toch "satisfying". Op een mooie zaterdag erachter komen dat morsdood,dooddood betekent! Ik dank u weer voor dit mooie stuk.