Een hele generatie gymnasiasten heeft de Latijnse werkwoordsuitgangen geleerd van het legendarische Latijn is stampen.
Iedereen van ongeveer mijn leeftijd die minstens een jaar op het gymnasium heeft doorgebracht, kan de uitgangen -o, -s, -t, -mus, -tis, -nt nog altijd feilloos opdreunen. Latijn is stampen zit dan ook erg goed in elkaar. En wist u dat NOS-presentatrice Rivkah op het Veld de hoofdrol speelt?
Maar Latijn hoeft niet alleen stampen te zijn. De werkwoordsuitgangen in dit filmpje kun je, naast stampen, ook vergelijken. Die eerste persoon enkelvoud op -ō is bijvoorbeeld identitek aan de Griekse eerste persoon enkelvoud -ω (-ō).
Het Latijnse canō (‘ik zing’) en het Griekse λέγω (légō, ‘ik zeg’) hebben qua stam niets met elkaar te maken, maar hun uitgangen zijn wel degelijk verwant.
Beide uitgangen gaan namelijk terug op de Proto-Indo-Europese uitgang voor de eerste persoon enkelvoud: *-oH. Die hoofdletter H geeft aan dat er in het Proto-Indo-Europees nog een zogeheten laryngaal (een soort keelklank) achter de o moet hebben gestaan.
Hoewel het Nederlands ook een Indo-Europese taal is, is die *-oH in onze eerste persoon, bijvoorbeeld (ik) help, niet meer terug te zien. Er is simpelweg te veel tijd overheen gegaan, en klanken aan het einde van een woord willen nu eenmaal snel afslijten.
Maar in het Gotisch, een Germaanse taal die al in de vierde eeuw na Christus op schrift werd gesteld, is die *-oH nog wel te herkennen. De Gotische versie van ‘ik help’ is namelijk hilpa. De uitgang -a gaat, via het Proto-Germaanse -ō, terug op het Proto-Indo-Europese *-oH.
Waar het Nederlands en het Latijn wél overeenkomen, is bijvoorbeeld in de derde persoon enkelvoud. De -t in het Nederlandse (hij) helpt is uiteindelijk gewoon dezelfde als de -t in het Latijnse canet (‘hij zingt’).
Ik ben ervan overtuigd dat dit soort taalhistorische kennis de Latijnse en Griekse rijtjes een stuk inzichtelijker kan maken – ook voor brugklassers. Al gaat er natuurlijk niets boven Latijn is stampen.
Aron Groot
"... een (bij)baantje achter de autocue..."
Niets mis met een baantje achter de teleprompter (Autocue is een merknaam), ik heb het zelf vaak gedaan. Vooral - en vooraf - een beetje de taalnazi spelen. Maar altijd met het doel om een betere presentatie te maken. Ook proberen om met bijvoorbeeld verschillende indelingen van alinea's zo dicht mogelijk bij de spreker of spreekster te komen. En afsluiten met het beruchte zinnetje: "wilt u nog even in de camera blijven kijken?" 😅