Alle Indo-Europese talen stammen af van het Proto-Indo-Europees, maar sommige Indo-Europese talen zijn nauwer aan elkaar verwant dan aan andere. Onderaan de stamboom is dat duidelijk te zien: het Frans en het Spaans zijn nauw aan elkaar verwant omdat ze relatief kortgeleden nog een gemeenschappelijke voorouder hadden, namelijk het Latijn.
En we kunnen nog een generatie omhoog in de stamboom. Het Latijn is nauw verwant aan onder andere het Oskisch en het Umbrisch, talen die vóór de Romeinse expansie in Italië werden gesproken. De gemeenschappelijke voorouder van deze zustertalen is nooit op schrift gesteld, dus noemen we ’m voor het gemak Proto-Italisch.
Maar dan wordt het lastig. Mocht het Proto-Italisch een zustertaal hebben gehad, dan zal die waarschijnlijk óók nooit zijn opgeschreven. We zijn inmiddels zo ver terug in de tijd – het schrift (een revolutionaire uitvinding uit het Midden-Oosten) is nog niet in Europa gearriveerd.
Toch zegt men een zustertaal van het Proto-Italisch gevonden te hebben: het Proto-Keltisch. Dat is de gemeenschappelijke voorouder van onder andere het Iers, Welsh, en Bretons. Keltische talen worden tegenwoordig enkel in het uiterste noordwesten van Europa gesproken, maar hun oorsprong ligt ergens in Centraal-Europa. Denk ook aan de Keltische Galliërs in Frankrijk. Geografisch gezien is een connectie tussen het Proto-Italisch en het Proto-Keltisch dus niet ondenkbaar.
Maar om te bewijzen dat het Proto-Italo-Keltisch ook daadwerkelijk heeft bestaan, moet je overeenkomsten tussen het Proto-Italisch en het Proto-Keltisch kunnen identificeren. Belangrijk is bovendien dat die overeenkomsten geen archaïsmen maar innovaties zijn.
Voorbeeld: in de negentiende eeuw zag men grote betekenis in de overeenkomst tussen het Latijnse sequitur (‘hij volgt’) en het Oud-Ierse sechitir (‘hij volgt’). Niet zozeer in de overeenkomst tussen de stammen van deze twee woorden, maar in de uitgang -r, kenmerkend voor het zogeheten medium – een type werkwoord dat een zekere reflexiviteit uitdrukt. Geen andere Indo-Europese taal gebruikte die -r op deze manier. Bewijs voor het Proto-Italo-Keltisch?
Helaas. Toen in de twintigste eeuw het Tochaars en Hettitisch ontdekt werden, Indo-Europese talen gesproken in respectievelijk China en Turkije, bleek dat die allebei precies zo’n -r in het medium hadden. Geen innovatie van het Proto-Italo-Keltisch dus, maar een Proto-Indo-Europese vorm die zowel in het Proto-Italisch als in het Proto-Keltisch had standgehouden. Dom toeval.
Toch geniet het bestaan van het Proto-Italo-Keltisch tegenwoordig aardige wetenschappelijke consensus. Er zijn namelijk ook overeenkomsten tussen het Proto-Italisch en het Proto-Keltisch die wél als gemeenschappelijke innovaties gezien kunnen worden.
Het meest doorslaggevend is misschien wel het kenmerk van de superlatief, de overtreffende trap. Andere Indo-Europese talen wijzen op een oervorm als *-isto-. Zo vind je in het Grieks κάλλιστος (kállistos, ‘mooiste’). Ook het Nederlandse superlatiefkenmerk -st (‘mooist᾽) gaat hierop terug.
Maar in het Latijn lezen we clarissimus (‘helderst’). En in het Oud-Iers had men het over tressam (‘sterkst’). Deze superlatieven wijzen op een oervorm *-ism̥mo-. Dit stukje wordt veel te lang, dus ik ga niet uitleggen waarom, maar volgens de mensen die er verstand van hebben kan dit *-ism̥mo- geen archaïsme zijn geweest. Bewijs voor het Proto-Italo-Keltisch dus.
Aron Groot
Dank voor uw aandacht! Alle stamboompjes komen uit The Indo-European Language Family, een boek dat gratis en bovendien legaal te downloaden is. In het hoofdstuk ‘Italo-Celtic’ staat alles nog veel uitgebreider uitgelegd.