Wie op school Latijn heeft geleerd, herinnert zich dat de ablativus een soort afvalnaamval is. Wat niet tot de zinskern behoort, staat in de ablativus.
In de praktijk is dat bijvoorbeeld de plaats waar iets gebeurt, het instrument waarmee, of de manier waarop. Als voorbeeld zou ik een Latijnse zin kunnen geven, maar veel leuker is het volgende Nederlandse voorbeeld.
Ons woord bonafide bestaat namelijk uit twee Latijnse leenwoorden die allebei in de ablativus staan: bonā en fide.
Dat bonā is de ablativus vrouwelijk enkelvoud van het bijvoeglijk naamwoord bonus (‘goed’). Het lijkt in eerste instantie misschien op een nominativus, maar de lange ā bewijst dat het hier wel degelijk om een ablativus gaat.
Het bijbehorende zelfstandig naamwoord is fide, de ablativus enkelvoud van het vrouwelijke fidēs (‘vertrouwen’). Bonā fide is dus eigenlijk een stukje zinsperiferie dat ‘in goed vertrouwen’ betekent. In het Latijn lees je bijvoorbeeld de zin ‘Seruum tuum bonā fide emi.’ (‘Jouw slaaf heb ik in goed vertrouwen gekocht.’)
Wij hebben dat zinsdeel samengevoegd tot één woord en er bovendien een bijvoeglijk naamwoord van gemaakt: ‘een bonafide ondernemer’. Tegenhanger malafide is exact hetzelfde verhaal.
En dit proces heeft ook in het Latijn zélf plaatsgevonden, maar dan op veel grotere schaal. Je kunt namelijk iets in een bepaald vertrouwen doen, maar ook in een bepaalde geest. En het Latijnse woord voor ‘geest’ was mens, ablativus mente.
Zet je daar een bijvoeglijk naamwoord voor, dan moet dat ook in de ablativus enkelvoud. En in het vrouwelijk, want mens is net als fides een vrouwelijk woord. ‘Met snelle geest’ is dus rapidā mente. Inderdaad, samengevoegd tot rapidamente is dat het bijwoord in de moderne Romaanse talen.
Nog even terug naar de ablativus in het Latijn. Je kunt aan zo’n ablativus in de periferie ook nog een werkwoord (om precies te zijn: een participium) toevoegen. Dan krijg je een zogeheten ablativus absolutus-constructie. Een aantal ablativi absoluti kun je ook in het Nederlands nog altijd in de periferie van de zin invoegen: deo volente (‘god willend’), vice versa (‘van plek gewisseld hebbend’), mutatis mutandis (‘de dingen veranderd hebbend die veranderd moeten worden’).
Aron Groot
Ik schrijf elke zaterdag over taalgeschiedenis omdat ik dat leuk vind. Wil je mij en Gevleugelde woorden financieel steunen? Dat kan door een betaald abonnement af te sluiten. Dit gaat middels een incassomachtiging – daarom wordt er gevraagd 1 cent over te maken.
Of door heel simpel via Tikkie een eenmalige donatie te doen. Mijn dank is hoe dan ook groot!
En nu ga ik op vakantie. In september ben ik er weer!
Superleuk weer! Aan de familie voorgelezen op vakantie en die vonden het ook heel leuk
Wat een leerzame en fijne blog om op een zaterdag te ontvangen. Fijne vakantie Aron!