Een Latijnse h gaat bijna altijd terug op een Proto-Indo-Europese *gʰ – dat is een g die een beetje zuchtend werd uitgesproken.
In de Germaanse talen evolueerde die Proto-Indo-Europese *gʰ gewoon tot een g. De Latijnse woorden hortus (‘tuin’), hostis (‘vijand, vreemdeling’) en homo (‘man, mens’) zijn dan ook direct verwant aan het Nederlandse gaard (Engels: garden), gast en bruidegom.
Kijken we naar het Italiaans, een moderne dochtertaal van het Latijn, dan zien we dat die Latijnse h daar volledig is verdwenen. Het woord voor ‘man’ is uomo geworden. Andere dochtertalen van het Latijn, bijvoorbeeld het Spaans en het Frans, schrijven weliswaar hombre en homme, maar spreken die h ook absoluut niet uit.
Op basis van deze Italiaanse, Franse en Spaanse data kunnen we aannemen dat de h in het Latijn al verdwenen was – nog voordat het Latijn zich ging opsplitsen in de verschillende Romaanse dochtertalen. En inderdaad: reeds in de vroegste Latijnse teksten zien we dat de h soms wordt weggelaten. Een woord als harena, dat ‘zand’ betekende, wordt dan ineens geschreven als arena. Een duidelijk bewijs dat de h niet of nauwelijks meer werd uitgesproken.
De h verdwijnt dus uit de schrijftaal; maar het omgekeerde gebeurt ook. Woorden die nooit een h hebben gehad, worden nu ineens mét h geschreven. Neem het Latijnse humor, waaraan wij uiteraard ons Nederlandse humor ontlenen – dat moet etymologisch gezien gewoon umor zijn. Men is bang per ongeluk een h weg te laten, en schrijft ’m daarom op plekken waar-ie eigenlijk niet hoort. Hypercorrectie dus.
Wie zich daaraan schuldig maakt, valt door de mand. De Romeinse dichter Catullus (84 – 54 v. Chr.) schreef een kort gedicht over een zekere Arrius, die zelfs in spreektaal te pas en te onpas een h invoegt in de hoop intelligent over te komen. De eerste twee regels van dit spotdichtje:
chommoda dicebat, si quando commoda vellet
dicere, et insidias Arrius, hinsidiasArrius zei chommoda in plaats van commoda (‘gunsten’)
en hinsidias in plaats van insidias (‘hinderlaag’)
In het vervolg van het gedicht wordt Arrius uitgezonden naar Syrië. Zijn familie is aanvankelijk blij dat ze zijn quasi-intelligente hypercorrectie niet meer hoeven aan te horen. Maar dan komt er een verschrikkelijk bericht van het front. Arrius heeft op weg naar Syrië de Ionische Zee moeten doorkruisen – en die heet vanaf nu de Hionische Zee.
Over zeeën gesproken: een ongerelateerd maar identiek geval van hypercorrectie vinden we in de brieven en scheepsjournalen van Michiel de Ruyter. De Ruyter sprak van huis uit Zeeuws en het Zeeuws kent geen h. Logisch gevolg is dat hij, als niet bijzonder geletterde zeeman, soms per ongeluk agel in plaats van hagel schreef – zo sprak hij het immers uit.
Maar De Ruyter wilde het graag goed doen. Daarom komt het nóg vaker voor dat hij een h schreef waar die juist niet hoorde. Zo schreef hij hantwoort in plaats van antwoord, hankers in plaats van ankers, en zelfs hapcoude in plaats van Abcoude. Precies zoals Arrius insidias hypercorrigeerde naar hinsidias.
Aron Groot
In de laatste twee alinea’s baseer ik me op dit leuke stukje van taalkundige Jan Stroop.